Angst voor religieuze orthodoxie? De verbreding van het terrorismediscours sinds '9/11'

Auteurs

  • Beatrice de Graaf Universiteit Leiden
  • Sipco Vellenga Universiteit van Amsterdam

DOI:

https://doi.org/10.54195/RS.13062

Samenvatting

During the first decade of the new millenium the terrorism discourse in the Netherlands has broadened to processes of radicalization and polarization. Because of this, not only Islamic extremism but also religious orthodoxy in general has become a subject within this discourse. This article aims to answer the question which factors have contributed to this development. After outlining the terrorism policy of the Dutch government since the 1960s, it connects the trend of broadening to the rising urgency of the item of security in politics and society in the context of ‘risk society’ and the recent polarization within Dutch society along the cultural faultline between a mainly secular, liberal moral majority and strict, orthodox religious minorities. Intentional and unintentional effects of the negative link between religious orthodoxy and security on the government policy and the relationship between orthodox religious minorities and other sections of the Dutch population are analyzed.

Biografieën auteurs

  • Beatrice de Graaf, Universiteit Leiden

    Beatrice de Graaf is universitair hoofddocent aan het Centre for Terrorism and Counterterrorism (CTC) van de Universiteit Leiden, Campus Den Haag. Ze is lid van de door het kennisinstituut Forum opgerichte onafhankelijke Commissie Religie en het Publieke Domein.

  • Sipco Vellenga, Universiteit van Amsterdam

    Sipco Vellenga is als godsdienstsocioloog verbonden aan de opleiding Religiestudies van de Universiteit van Amsterdam. Hij is lid van de door het kennisinstituut Forum opgerichte onafhankelijke Commissie Religie en het Publieke Domein.

Downloads

Gepubliceerd

01-12-2010

Nummer

Sectie

Artikel

Citeerhulp

Angst voor religieuze orthodoxie? De verbreding van het terrorismediscours sinds ’9/11’. (2010). Religie & Samenleving, 5(3), 227-249. https://doi.org/10.54195/RS.13062